Liedkunst en het Lied
Er zijn twee redenen aan te wijzen voor het ontstaan van het lied: het gemakkelijker onthouden van tekst, en het sociale appel, het groepsgevoel dat ontstaat wanneer een lied gezongen wordt. Te onderscheiden zijn volksliederen en kunstliederen. Van een volkslied (of “straatlied”) is de maker of herkomst onbekend en gaat het doorgeven volgens onconventionele lijnen. Het behoort tot de lekenmuziek en vertolkt vaak in eenvoudige taal een gebeurtenis, een persoonlijk gevoel of een groepsgevoel. Bij een kunstlied is er sprake van een professionele en creatieve maker en deze bepaalt de wijze van doorgeven. Vanaf het eind van de 18e eeuw gaan meer componisten kunstliederen schrijven (Haydn en Mozart vooral, van Bach zijn slechts enkele liederen bekend, die soms ook als aria terugkomen!). Met name in de Romantiek gaan steeds meer componisten een bestaand gedicht op muziek zetten, ook al is dat gedicht oorspronkelijk niet geschreven om gezongen te worden.
De kunstvorm heeft grote hoogten bereikt in de oeuvres van Schubert, Loewe, Schumann, Brahms en Wolf, en in Frankrijk Berlioz, Satie, Fauré, Duparc, Ravel.
Is er verschil tussen lied en aria? Het verschil ligt vooral in de ontstaanswijze: een aria is meestal gezongen inhoud van een stuk opera of oratorium, het is een actuele verwoording van een acteur, literaire verdiensten van de tekst staan niet voorop. Een lied is vooral een gezongen gedicht. In de lichte muziek en in de popmuziek heeft het lied ook een hoge vlucht genomen. Merkwaardig is dat in het Engels het klassieke cultuurlied wordt aangeduid als “lied” en de meer populaire variant als “song”. In het Frans wordt meestal gesproken van “mélodie”, ook wel van “lied”.
Romantiek en het Lied
Het streven naar subjectiviteit, expressie en zelfexpressie van de romantiek bracht de componisten, inmiddels in de rol van flamboyante genieën, tussenpersonen tussen aards en hemels, ertoe vormen te vinden om diepe gevoelens uit te drukken. Grofweg gebeurde dit op twee manieren: enerzijds de ontwikkeling van virtuositeit. In het oog springende voorbeelden zijn Chopin en Liszt. Maar ook later in de romantiek gaat het soloconcert een grote plaats innemen met toenemende aandacht voor virtuozendom. Aan de andere kant is er ook een tendens naar kleinschalige huiselijkheid in de opkomende liedkunst. Vooral in Duitsland en omringende landen neemt de dichtkunst een hoge vlucht, en waar dichtkunst en muziek elkaar ontmoeten ontstaat het Romantische Lied. Deze ontwikkeling begint dus in Duitsland en Wenen. Sprekende voorbeelden zijn Franz Schubert en Robert Schumann.
Vanuit onze tijd beschouwd bestaat de neiging aan zwijmelarij te denken, maar dat lijkt me toch geen goed oordeel. Daarvoor heeft de kunst, de poëzie, de muziek teveel kwaliteit. Ik ben er nog niet uit hoe we dit maatschappelijk-historisch moeten plaatsen. West-Europa was in de vroege negentiende eeuw beheerst door Napoleon en zijn machtspolitiek. Veel jonge mensen, vooral uit Frankrijk, maar later ook uit andere landen, werden geacht zich militair in te zetten. Mogelijk was het juist deze realiteit die ertoe aanzette te vluchten in en romantische droomwereld, met overdadig gevoelsleven. Wenen was het culturele en zeker ook het politieke centrum van Europa. Hier werden de staatkundige grenzen van Europa vastgesteld. In veel landen kwam het tot een romantische verering van staat en vorst, en het was een aanzet tot het romantisch nationalisme van de negentiende eeuw.
In deze tijd leefde en werkte Franz Schubert, een mens en een kunstenaar van zijn tijd. Hij was musicus, maar ook bezeten van literatuur en poëzie. Met zijn liederen wilde hij de literaire werking, zo u wil de diepere zin van het gedicht verder uitdragen en versterken. Min of meer gaf hij daarmee het genre van het romantische lied gestalte: overzichtelijke vorm, intieme toon, samenwerking en in elkaar opgaan van zang en instrumentale omlijsting. Hij organiseerde daartoe Schubertiades, bijeenkomsten van vrienden, kunstenaars en intellectuelen, en schiep zo een cultuur van romantisch samenzijn omwille van en rondom de schone kunst. Deze samenkomsten konden er uiteraard niet zijn zonder de steun van kapitaalkrachtige vrienden. Schubert kon zo zijn liederen ten gehore laten brengen, alsmede zijn kamermuziek. Deze huisconcerten werden zeer goed bezocht en waren populair. Mogelijk te vergelijken met tegenwoordige disco of rap. Maakte Schubert popmuziek? Mogelijk wel waar hij jongeren wist te raken. Maar genoot de onderklasse er ook van?
Schubert schreef ruim 600 liederen. Schumann iets minder, maar toch ook een respectabel aantal, enkele honderden, veelal gebundeld in liederencycli. Naast dit geweld worden andere liedcomponisten vaak vergeten, maar ze zijn er wel degelijk: Loewe, Mendelssohn, in Nederland waar de muziek erg onder invloed staat van de Duitse traditie Verhulst, in Frankrijk, later dan in Midden-Europa, Berlioz, Fauré, Duparc. In de latere ontwikkeling van de romantiek blijken componisten als Brahms, Wolf, Grieg, Mahler het liedrepertoire enorm te verrijken. In de teksten van de liederen komen de romantische thema’s doorgaans uitvoerig aan de orde, zeker bij de componisten die aan het begin staan van de romantische periode (eerste helft van de negentiende eeuw).
Begeleiding zelfstandig
De piano als begeleidend instrument voldeed goed in de hang naar kleinschaligheid. Maar naar vernieuwing en uitdaging strevende componisten legden de basis voor het orkestlied. Eén van de eersten was Hectior Berlioz, een typische romanticus, die in 1851 de pianobegeleiding van de cyclus Les Nuits d’Été herschreef tot een orkestrale partituur. Al eerder had hij de scène lyrique “La Mort de Cléopâtre” geschreven, maar die zou je nog als een aria kunnen opvatten. Berlioz vond navolging door Robert Schumann met de Faustszenen, later door Johannes Brahms met Altrhapsodie en Nanie, Mahler met Lieder eines fahrenden Gesellen en andere liederen en liederencycli. Richard Strauss (1864-1949) schreef orkestliederen en bewerkte veel van zijn liederen met piano voor orkestbegeleiding. Al deze componisten leerden van elkaar en probeerden de mogelijkheden die hun voorgangers boden verder uit te breiden en te ontwikkelen. In 1948 schreef Strauss de cyclus Vier Letzte Lieder, een tonaal werk waarin de romantische concepten (oprekking harmonie, lange melodische lijnen) tot een hoogtepunt worden opgevoerd, en dat in een periode waarin atonaliteit en serialiteit troef waren en het twaalftoonssysteem volop in de mode was.