Muziek en politiek 2


Ooit speelde de cultuur zich af op twee gebieden, kerk en wereld. Cultuurbepalers merkten dat kunst en met name muziek invloed kon uitoefenen. Met name in de Renaissance probeerde de kerk de muziek niet al te emotioneel te doen worden omdat dat de aandacht maar zou afleiden van de religieuze boodschap. Dat betekende dat componisten zich ook gingen toeleggen op wereldlijke muziek. Componisten konden in dienst zijn van de clerus, maar ook van een wereldlijke vorst. Voor hun meesters schreven ze zangspelen, odes, liederen, koorwerken, symfonieën, vaak en vooral ter meerdere glorie van die meester. Vorsten hebben altijd om muziek gevraagd, zowel voor als na hun dood. De kerk kon zijn ideeën doen ondersteunen door de muziek van hun muziekschrijver. Diplomatieke missies werden opgeluisterd met musici en vorsten probeerden goede sier en indruk te maken met de prestaties van hun musici. Problemen kwamen er natuurlijk ook: Bach lag regelmatig met zijn broodheren overhoop, en van Haydn is bekend dat hij een arbeidsconflict had met zijn baas, dat hij overigens op humoristische en muzikale manier oploste. Het dienstverband van Haydn gaf hem een geweldige carrièreboost. Zijn vorst had veel contacten met de groten der aarde, en Haydn kwam daarmee zo in de belangstelling dat hij een wereldster werd. Want die groten kwamen ook op Haydn af!

Ets 19e eeuw: Graaf Almaviva en Suzanna in Le Nozze di Figaro. De Graaf flirt met Suzanna.. “me too” avant la lettre

Na 1800 kwam er verandering in deze arbeidsverhouding en werden componisten vooral zzp’ers. Vorstelijke belangstelling bleef uiteraard wel gewenst, omdat daarvan toch het meeste geld kon worden verwacht. Maar er kwam ruimte voor de eigen mening van componisten en in hun werk ging aanhang of afkeer meeklinken. Dat begon (voorzichtig) bij Mozart die in zijn vrijmetselaarsopera “Die Zauberflöte” en in zijn Da Ponte-opera ”Le Nozze di Figaro” zijn verzet tegen de absolute monarchie liet doorklinken. En Beethoven droeg zijn derde symfonie Eroica – in eerste instantie – gewoon op aan de politicus die hij vereerde: Napoleon. Dat was gewaagd, want Napoleon voerde op dat moment oorlog tegen Oostenrijk. Toen Napoleon zich tot keizer liet kronen zou Beethoven zo boos geworden zijn dat hij verontwaardigd de opdracht wegschrapte. Waarschijnlijker is dat hij met een dubieuze politieke stellingname zijn broodheer en sponsor Vorst Lobkowicz niet wilde ontrieven, die was immers goed voor ruim 400 Dukaten!

Titelblad van de Eroica Symfonie. De opdracht is weggekrast.
Titelblad van de Eroica Symfonie. De opdracht is weggekrast.

De invloed van muziek kan door machthebbers worden gebruikt om ideeën door te voeren en om mensen achter zich te krijgen. Dus politiek. Mogelijk ook wilden machtigen juist de invloed van muziek tegengaan: entartete Kunst, die muziek is niet goed voor je, past niet bij je, enzovoort. Prototype van dit verbod is het verbod van ouders aan kinderen op wilde opzwepende muziek.

Maar ook creatieve kunstenaars doen aan politiek: Met name in de twintigste eeuw was de politiek een inspiratiebron voor componisten. Veel componisten uitten hun afkeer van de heersende orde in maatschappij of muziek en konden zich verzetten tegen of sympathiseren met de opkomende politieke stromingen. Componisten als Kurt Weill en Hans Eisler beschouwden in verzet tegen burgerlijkheid hun muziek als socialistische of proletarische muziek. Hun muziek was een stuk minder intellectualistisch dan die van andere componisten uit die tijd. De nazi’s beschouwden het als “Entartete Kunst”, die paste niet in hun wereld en bijgevolg werd uitvoering verboden. Muziek van Joodse componisten (Mahler, Mendelssohn, Schönberg) werd uiteraard ook verboden. Ook muziek van Engelse en Amerikaanse bodem moest het ontgelden. Maar het zou verkeren: in de latere DDR werden Kurt Weill en zijn tekstdichter Bertold Brecht weer op het schild gehesen met zelfs een speciaal naar hen genoemd theater in Oost-Berlijn.

In de Sovjet-Unie van Stalin werden componisten als Dmitri Sjostakovitsj en Sergei Prokofjev gemaand om “socialistische” muziek te schrijven. Wat dat precies was bleef duister en dat was een bron van willekeur. Vaak kwam het erop neer dat arbeiders er rust en ontspanning bij konden vinden, althans in de ogen van Stalin. Uiteraard probeerden de componisten tussen de regels hun eigen artisticiteit overeind te houden. In diverse werken heeft Sjostakovitsj het leed van de Joden en de verschrikkingen van de oorlog kunnen verklanken. Maar ook  hier geldt dat muziek alleen als abstracte kunst dat moeilijk kan uitdrukken. Het gebruik van Joodse melodieën kon de luisteraar op het goede spoor zetten.

In de westerse wereld waren de jaren zestig de jaren van het verzet tegen de burgerlijkheid. Dat vond zijn weerklank in de stormachtige ontwikkeling van de popmuziek en de popcultuur, maar ook in de klassieke muziek. Het wemelde van de linkse componisten die zich met allerlei avantgardistische klanken verzetten tegen wat zij noemden de burgerlijke concertpraktijk (Karlheinz Stockhausen, Louis Andriessen, Peter Schat). Heden ten dage zijn deze invloeden zo goed als verdwenen en worden weer meer “normale” werken gecomponeerd.

Maar de woorden van Stravinsky indachtig blijft overeind dat – tenzij in opera of lied – de luisteraar van politiek getinte muziek de context moet kennen. De door de componist verpakte lading van de muziek wordt pas bekend als zijn bedoeling duidelijk is. En wie zich in de bedoelingen van de componist gaat verdiepen ontdekt dat muziek en politiek geen gescheiden werelden zijn.