1900-1920 Parijs


Wereldtentoonstelling, toegangspoort Plce da la Concorde



Wereldtentoonstellingen 1889 en 1900

Frankrijk had de Frans-Duitse oorlog verloren en moest in 1870 akkoord gaan met vernederende voorwaarden. Elzas-Lotharingen zou voortaan Duits gebied zijn. De stemming was gelaten en zeker anti-Duits en dat kwam in de kunst tot uiting, met name in de muziek. De Duitse stijl, vol hartstocht en dramatiek, uitgevoerd door steeds grotere orkesten met bijpassend klankvolume (denk aan Richard Wagner) moest worden gemeden. Het klankidioom van Debussy en Fauré sprak meer aan en sloot bovendien aan op de ontwikkelingen in de beeldende kunst en de literatuur: impressionisme en symbolisme. Een mooi initiatief was de viering van de Franse revolutie die 100 jaar voorheen plaatsvond. Dit gebeurde met een wereldtentoonstelling in Parijs. De technische verworvenheden van de 19e eeuw werden hier breed uitgemeten met als symbool de bouw van de Eiffeltoren. Belangrijk voor de muziek was de kennismaking met de gamelanmuziek uit de Nederlandse koloniën. Overigens deed Nederland met deze tentoonstelling niet mee, men vond dat ongepast tegenover de Koning, immers de Franse revolutie had zich gekeerd tegen het erfelijk koningschap.
De expositie beviel zo goed dat in 1900 weer een wereldtentoonstelling werd georganiseerd, ook om te demonstreren hoezeer de techniek was gevorderd. De eerste geluidsfilm werd vertoond, de eerste ritten werden gemaakt met de Metro, maar het grote wonder was wel de elektriciteit, opgewekt door reuzendynamo’s. Braque en Picasso toonden hun eerste kubistische kunstwerken. Door veel schrijvers en recensenten werd de indruk weergegeven dat in 1889 er meer enthousiasme en hoop was, en in 1900 meer angst en dreiging werd gevoeld. Alles magistraal en indrukwekkend, maar met zoveel techniek kon het ook fout gaan!

Stad van kunstenaars

Parijs bleek evenwel in deze tijd een geweldige aantrekkingskracht op kunstenaars uit te oefenen die van heinde en verre naar deze stad kwamen. Het was de stad van de bohemien, er was vermaak, er waren cabarets en cafés, gelegenheden voor chansons en maatschappelijk protest, er was nachtvertier, operette, galerieën, kortom, wilde je als serieus kunstenaar meetellen dan moest je in Parijs zijn. De stad was bovendien de enige plek in Europa waar men belangstelling had voor de nieuwe muziek uit Amerika, de jazz en de ragtime.
Om de accentverschillen kort weer te geven: in Parijs geen grote producties met diepzinnige thematiek als Wagner-opera’s, geen experimenten als twaalftoonssysteem zoals in Wenen. Wel was er een traditie van theatrale opera met dans en ballet, en er kwam belangstelling voor jazz en ragtime. In de muziek werd wel geëxperimenteerd met nieuwe vormen, maar zeker aanvankelijk niet erg rigoureus. In Sint-Petersburg lag sterk de nadruk op ballet. Er waren aanzetten tot vernieuwing, maar de effectuering vond uiteindelijk voor een belangrijk deel plaats in Parijs. Daar maakte het Russische ballet veel indruk. In Wenen was er, zoals aangegeven, veel meer een grote tweespalt tussen behoudend zijn en radicale vernieuwing.

Het Russische ballet

Sergej Diaghilev

De tournee naar Parijs van Les Ballets Russes in 1908 smaakte naar meer. Toen Diaghilev de Franse bankier Greffulhe bereid had gevonden tot sponsoring kon er sprake zijn van regelmatig optreden in Parijs met zeer veel succes. Aanvankelijk werden vooral balletten op bestaande composities uitgevoerd, in 1909 bijvoorbeeld Les Sylphides op muziek van Chopin. De choreografie werd vormgegeven door Michel Fokine. In zijn choreografieën maakte hij vaak gebruik van sterke, mannelijke solisten. Hij werkte met kleurrijke aankleding en bedacht voor iedere rol karakteristieke bewegingen, die vooral niet meer formeel en traditioneel moesten zijn.

Nijinsky in Petroesjka

De mannelijke rollen werden vooral toegeschreven op de talentvolle Vaslav Nijinsky. Om de vernieuwing verder door te voeren werd gezocht naar jonge componisten die met de traditie wilden breken. Eén van hen was het jonge talent Igor Stravinsky. In 1910 was Diaghilev zo gecharmeerd van hem dat hij opdracht gaf tot het componeren van balletmuziek. Voor de nog onervaren Stravinsky was dat uiteraard een zeer eervolle opdracht die hij dan ook met beide handen aangreep. Het eerste ballet dat zo werd uitgevoerd was de Vuurvogel, gebaseerd op een Russisch sprookje. Duidelijk is al te zien de belangstelling voor het volkse. Meer nog komt dit tot uiting in de volgende balletten Petroesjka en Le sacre du printemps. Maar ook op andere composities werden balletten uitgevoerd. Er waren uiteraard ook Franse componisten die naar verandering streefden. In 1912 werd een ballet uitgevoerd op de muziek van de Franse componist Claude Debussy Prélude à l’après-midi d’un faune. De choreografie was nu in handen van Nijinsky, en dat was voor Fokine een grote belediging. Hier zat ongetwijfeld meer achter want Diaghilev bleek een liefdesrelatie te hebben met Nijinsky. Fokine keerde zich af van het gezelschap en de relatie werd nooit meer hersteld, al kwam Fokine in 1914 korte tijd terug, toen de relatie van Diaghilev met Nijinsky was gestrand (lees: Nijinsky was gedumpt om plaats te maken voor de nieuwe minnaar Massine). De zeer talentvolle Nijinsky sloot zich nog aan bij een gezelschap in Amerika, maar belandde uiteindelijk in een psychiatrische inrichting en overleed in 1950. Léonide Massine, de nieuwe geliefde van Diaghilev, werd de vaste choreograaf van het gezelschap en deze wist de successen te continueren (plaatjes van Fokine, Nijinsky en Massine).
Al bij al was dit een gouden tijd voor het Parijse uitgaansleven, de Franse muziek en de Franse beeldende kunst. De balletgroep werd gedragen door Russische artiesten, maar de Parijse kunstenaars kwamen ook aan bod: aan Picasso, Dérain en Matisse werd gevraagd decors en kostuums te ontwerpen. Musici als Debussy, Satie en later Milhaud en Poulenc hadden succes met hun composities voor de balletgroep.
De recensies van de Vuurvogel (1910) en Petrushka (1911) waren lovend. Zowel muziek als choreografie hadden veel succes. Dit betekende niets meer of minder dan Stravinsky’s doorbraak als componist. Ondanks duidelijk revolutionaire en moderne kenmerken als dissonanten, bitonaliteit en ongewone ritmes werd ook de muziek welwillend ontvangen, althans in eerste instantie.

Affiches van Leon Bakst voor Parijse uitvoering van Prélude à l’après-midi d’un faune en De Vuurvogel



Prélude à l’après-midi d’un faune als ballet

Deze muziek werd door Debussy (plaatje Debussy) voor orkest gecomponeerd in 1894. Beïnvloed door een gedicht van Mallarmé is het een muzikale beschrijving van de dagdromen van een mythologische figuur half mens half geit, een faun. Deze heeft zo zijn seksuele gevoelens, maar kan die niet effectueren. Hij ziet mooie nimfen en droomt daarover. De muziek is prachtig: weemoedig, misschien wel broeierig. De melodie heeft niet direct een tonale opbouw is als zodanig een voorloper, misschien wel een voorbeeld van de voor die tijd moderne muziek.
Diaghilev zag mogelijkheden dit stuk voor een balletuitvoering te gebruiken. Hij liet Nijinsky de choreografie maken, en deze mocht zelf ook de hoofdrol dansen. Het decor en de kostuums werden ontworpen door Leon Bakst. (plaatje decor van Bakst) De dansers lijken opgenomen in een tableau zoals op antieke vazen te zien is, met de romp naar het publiek gekeerd. In de opeenvolgende scènes worden de verlangens en de dromen van de faun in de hitte van de namiddag uitgebeeld. Vermoeid van het achtervolgen van de angstig vluchtende nimfen, en aangedaan door de hitte van de dag, valt de faun in slaap en om zo in zijn dromen te kunnen heersen over de natuur. De uitvoering veroorzaakte een groot schandaal door de masturbatiebewegingen van Nijinsky aan het einde van het stuk.

Lenteoffer in originele kostuums

Le Sacre du Printemps

De muzikale ideeën van Stravinsky ontwikkelden zich verder. In zijn werk Le Sacre du Printemps (het Lenteoffer) wordt de bitonaliteit zo doorgevoerd dat soms vier verschillende toonsoorten door elkaar klinken. De ritmes zijn dermate complex dat de musici ze onuitvoerbaar vonden. De Amerikaanse muziekcriticus Alex Ross in 2008: “Hij verpulverde het folkloristische materiaal in motivische stukjes, tastte het op in lagen, en monteerde het in kubistische collages”. Ook de dirigent Pierre Monteux had zo zijn twijfels.
De choreografie was in handen van Nijinsky. Hij ging door op de ingeslagen weg van Fokine en baseerde zich niet op de klassieke techniek. De bewegingen kwamen voort uit de verhalen en personages. Voor Le Sacre du Printemps (gebaseerd op scenes uit prehistorisch Rusland, de idee hiervoor kreeg Stravinsky naar zijn zeggen toen hij De Vuurvogel componeerde) bedacht hij primitieve, aardse bewegingen: stampvoeten, in de lucht springen, de voeten naar buiten draaien, de rug ostentatief krommen, en vooral hoekig bewegen: dat alles was anno 1913 in de sfeer van ballet en choreografie nog nimmer vertoond. Hij was hiervoor te rade gegaan bij de kunstenaar en amateur-archeoloog Nicolai Roerich, die uiteindelijk ook de decors en kostuums ontwierp (plaatje kostuums en decor).

Op 29 mei 1913 was de première van Le Sacre du Printemps. Al direct na de raadselachtige fagotsolo en het heftige ritmische vervolg ontbrandde ook het ongenoegen. Gemor, geschreeuw. Wat op het toneel gebeurde hielp niet bij het bedaren van de gemoederen: dansers, gekleed als boeren, die met hun lichaam schudden en met hun voeten stampten, dat was het Parijse publiek niet gewend. Ook Stravinsky zelf had zo zijn twijfels, later sprak hij van “een groep Lolita’s met knokige knietjes en lange vlechten”. Was dit nog ballet? Voor- en tegenstanders gingen zelfs met elkaar op de vuist. Monteux probeerde wanhopig met veel moeite onverstoorbaar door te dirigeren, tevergeefs, maar met onderbrekingen kwam de voorstelling wel tot een einde. Volgens politierapporten vielen er die avond bijna dertig gewonden. De recensies waren niet mals met bewoordingen als “aberratie”, “onharmonieus en onaangenaam”, “onderdompeling in zwavelzuur”. De mooiste was: “Ce n’est pas le sacre du printemps, mais le massacre du tympan” (geen lenteoffer, maar moord op het trommelvlies). Maar.. het tumult gaf de carrière van Stravinsky een grote boost. Nog geen jaar later was de compositie als muziekstuk wereldrepertoire en het ballet is nu één van de grootste dansklassiekers ooit. (filmpjes van het begin met de fagotsolo en het einde met de sterfscene)

Parade

Erik Satie

Serge Diaghilev kreeg rond 1914 het idee drie opkomende kunstenaars in één werk met elkaar te verenigen: Jean Cocteau, Pablo Picasso en Erik Satie. (plaatjes van deze heren) Hoewel het idee oorspronkelijk van Cocteau kwam, zette Diaghilev zich achter de productie en gaf hij Cocteau de taak een ballet te schrijven met de bekende woorden “Étonne-moi”. Maak er iets moois van en verbaas me. Hij zag met deze opzet kans om te experimenteren met een meer gewaagde modernistische stijl. Cocteau, beïnvloed door de eerste films, kwam uiteindelijk tot een scenario van circus-acts: drie circusdirecteuren prijzen hun artiesten aan in de straten van een stad. De kostuums moesten een duidelijke verwijzing vormen naar het in zwang zijnde kubisme. De muziek van Satie was een mengeling van music-hall, klassieke traditie en Amerikaanse jazz-invloeden, en dat was voor Europa baanbrekend. Veel Franse componisten, onder andere Ravel en Milhaud volgden dit in de latere jaren na.

De première van Parade vond plaats op 18 mei 1917 in het Théâtre du Châtelet. Door de conservatieve pers werd van het stuk onmiddellijk schande gesproken: gevaarlijke muziek, on-Frans, zelfs “vijandig”, en zeker al te revolutionair. Satie was het grote slachtoffer van deze negatieve kritieken: hij werd veroordeeld tot acht dagen gevangenis en het betalen van een grote geldboete: het was immers oorlog! De locatie van de voorstelling was op 50 km afstand van de loopgraven! En dan mag zomaar niet alles. Toch waren verschillende jonge componisten heel erg enthousiast over Parade. Het kondigde een nieuwe richting aan in de Franse muziek en dit leidde uiteindelijk toch tot een algemene afwijzing van de conservatieve opvattingen over muziek tijdens en na de Eerste Wereldoorlog,

Voorhang van Parade door Picasso



Hoe ging het verder

Hoe ging het verder..
Stravinsky ontwikkelde zich tot een van de meest invloedrijke componisten van de vorige eeuw.(plaatjes Stravinsky en Str. In Nederland) Hoewel hij vaak van compositiestijl wisselde, is zijn werk altijd kenmerkend Stravinsky: scherpe ritmes en ingewikkelde samenklanken. Stravinsky werd een wereldburger. Het belangrijkste deel van zijn leven en loopbaan speelde zich vooral buiten Rusland af. Begin jaren dertig liet hij zich naturaliseren tot Fransman. Op tijd vluchtte hij voor het oorlogsgeweld naar de Verenigde Staten, waar hij kort na de oorlog Amerikaans staatsburger werd. Hij stierf op 88-jarige leeftijd in New York en liet zijn lichaam bijzetten in een graf op een eiland voor de kust van Venetië, waar zich ook de resten bevinden van Sergei Diaghilev, de impresario die hem de opdracht gaf voor tal van balletten, waaronder ook de beruchte Sacre.
Zoals Diaghilev met veel medewerkers uiteindelijk ruzie kreeg liep ook zijn relatie met Massine uiteindelijk stuk. Zijn neus voor talent bleef echter groot en ook in de jaren twintig wist hij opnieuw een aantal jonge Russische choreografen aan zich te binden die later uitgroeiden tot grootheden binnen de balletwereld. De belangrijkste onder hen waren Serge Lifar, Bronislava Nijinska (zus van Vaslav) en George Balanchine. Ook in deze periode was er steeds volop ruimte voor verdere vernieuwing (denk aan Balanchines Le Chant du Rossignol), hoewel er mede onder druk van de niet altijd rooskleurige financiële situatie ook steeds vaker conservatieve balletten werden gemaakt, om ook het meer behoudende publiek te behagen. Les Ballets Russes trad op tot 1929, en stopte na het overlijden van Diaghilev. Maar hun voorstellingen waren grensverleggend voor de balletwereld. Decors en kostuums hadden zelfs invloed op de mode en de architectuur.

Stravinsky in Amsterdam, 1920, naast Willem Mengelberg en mevr. Tilly Mengelberg. Achter Stravinsky staat Cornelis Dopper. Naast Mengelberg Ottorino Respighi